Boeren en burgers.
Een oorkonde op perkament of papier.
Omstreeks 1200 waren er in ons land 3 standen:
-
De adel (de edelen)
-
De geestelijkheid (monniken en nonnen)
-
De derde stand (boeren en burgers)
De boeren woonden op het platteland.
De toestanden waren hier slecht:
-
geen ambachtslieden
-
veel oorlogen (brandstichting en oogst vernietigingen)
-
veel overstromingen (slechte dijken, geen afwatering)
-
veel zieken (weinig dokters)
-
slechte maaltijden (roggebrood, pap, erwten, bonen, varkensvlees)
-
vaak hongersnood
De burgers woonden in de steden (Poorters
De kooplieden in de steden waren erg rijk
zij hielpen de vorst in zijn strijd tegen de edelen en kregen in ruil hiervoor privileges of voorrechten
Zo’n dorp werd dan een stad en mocht dan:
haar eigen bestuur kiezen
wallen en grachten aanleggen
muren en poortgebouwen om de plaats bouwen
Op een oorkonde stonden dan de rechten van de stad: stadsrechten
In Zuid-Nederland ontstonden de meeste steden in de 11e en 12e eeuw.
In Noord-Nederland ontstonden ze vooral na 1200.
Oorzaak hiervan:
In Zuid-Nederland woonden vroeger rijkere kooplieden dan in onze gewesten.
Langzamerhand komen de ambachtslieden, die met hun beroep de kost verdienen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb