De Geestelijkheid.

 

In de Middeleeuwen waren alle Christenen nog Rooms-Katholiek.

Toch bestond nog de “Broedwraak”  (eigen rechter spelen door een groep)

 

   

 

         De geestelijken deden veel goeds:

  1. zij verzorgden het onderwijs

  2. Zij bouwden veel kerken van steen (St.Janskerk in ’s-Hertogenbosch en de kerk in Ede en Bennekom)

                   Romaanse stijl                                   Gotische stijl

 

Wat is Gotisch en wat is Romaans?

 

 

  1. Men bouwde kloosters, bewoond door monniken (mannen) en noonen (vrouwen).

  2. In de kloosters ontstonden:

    1. Kloosterboerderijen

    2. Apotheken (kruidentuinen)

    3. Ziekenhuizen: St. Geertruiden-ziekenhuis.

    4. Scholen Men schreef op perkament (gedroogde dierenhuiden)

 

 

 

  1. 1100

            Hebban olla vogala

Het Nederlands op schrift

 

 

  1. Betere zeeweringen; Zeedijken werden aangelegd.

  2. Inpolderingen: landaanwinst

  1. Enkele kloosters in ons land waren in Egmond, Arnhem, Utrecht.

  2. Enkele namen die nog aan kloosters herinneren: kloosterboer, Monnikendam.

  3. De kloosters kregen veel geschenken en waren daardoor heel rijk.

 

 

http://www.geschiedenisvoorkinderen.nl/geestelijkheid.htm

 

Meer informatie over kloosters.

 http://www.entoen.nu/

 

Zie: Canon.

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic

anda thu, wat unbidan we nu?

Dit is een Nederlandse zin, ook al is hij

op het eerste gezicht nauwelijks meer te

begrijpen. Het is dan ook zo ongeveer het

vroegste Nederlands dat we kennen, zo’n

duizend jaar oud. Letterlijk staat er: Hebben

alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij;

wat wachten we nu, oftewel: ‘Alle vogels zijn

al aan het nestelen, behalve jij en ik; waar

wachten we nog op?’ Het zijn waarschijnlijk

twee regels uit een liefdesliedje; de oudste

Nederlandstalige lovesong, zou je kunnen

zeggen.

Deze regels werden omstreeks het jaar

1100 als pennenproef neergeschreven door

een Vlaamse monnik die in een Engels

klooster verbleef. Zijn dagelijks leven was

grotendeels gevuld met het overschrijven

van Latijnse en Oudengelse teksten. Af en toe

moest hij de ganzenveer waarmee hij schreef

aanscherpen. Op de laatste bladzijde van het

boek dat hij aan het maken was, probeerde

hij uit of zijn pen weer goed schreef, alvorens

verder te werken. In zo’n geval schrijf je vaak

het eerste dat je te binnen schiet. Bij onze

monnik was dat een liefdesversje dat hij nog

uit zijn jeugd in Vlaanderen kende: Hebban

olla vogala...

Het was dus niet meer dan een incident,

dat slechts met de wijsheid van vele eeuwen

later kan worden beschouwd als het begin

van een nieuw fenomeen: het gebruik van

de Nederlandse taal als medium voor een

literatuur-op-schrift. Dat die eerste Nederlandstalige

pennenvrucht tot stand kwam

in een kloosteromgeving en bewaard is

gebleven in een gewijd kloosterboek is

natuurlijk geen toeval. Lang was het schrijven

een aangelegenheid van monniken en werd

het schrift vooral gebruikt voor de sacrale,

Latijnse teksten van de kerk.

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb