De Geestelijkheid.
In de Middeleeuwen waren alle Christenen nog Rooms-Katholiek.
Toch bestond nog de “Broedwraak” (eigen rechter spelen door een groep)
De geestelijken deden veel goeds:
-
zij verzorgden het onderwijs
-
Zij bouwden veel kerken van steen (St.Janskerk in ’s-Hertogenbosch en de kerk in Ede en Bennekom)
Romaanse stijl Gotische stijl
Wat is Gotisch en wat is Romaans?
-
Men bouwde kloosters, bewoond door monniken (mannen) en noonen (vrouwen).
-
In de kloosters ontstonden:
-
Kloosterboerderijen
-
Apotheken (kruidentuinen)
-
Ziekenhuizen: St. Geertruiden-ziekenhuis.
-
Scholen Men schreef op perkament (gedroogde dierenhuiden)
-
-
1100
Hebban olla vogala
Het Nederlands op schrift
-
Betere zeeweringen; Zeedijken werden aangelegd.
-
Inpolderingen: landaanwinst
-
Enkele kloosters in ons land waren in Egmond, Arnhem, Utrecht.
-
Enkele namen die nog aan kloosters herinneren: kloosterboer, Monnikendam.
-
De kloosters kregen veel geschenken en waren daardoor heel rijk.
http://www.geschiedenisvoorkinderen.nl/geestelijkheid.htm
Meer informatie over kloosters.
http://www.entoen.nu/
Zie: Canon.
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic
anda thu, wat unbidan we nu?
Dit is een Nederlandse zin, ook al is hij
op het eerste gezicht nauwelijks meer te
begrijpen. Het is dan ook zo ongeveer het
vroegste Nederlands dat we kennen, zo’n
duizend jaar oud. Letterlijk staat er: Hebben
alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij;
wat wachten we nu, oftewel: ‘Alle vogels zijn
al aan het nestelen, behalve jij en ik; waar
wachten we nog op?’ Het zijn waarschijnlijk
twee regels uit een liefdesliedje; de oudste
Nederlandstalige lovesong, zou je kunnen
zeggen.
Deze regels werden omstreeks het jaar
1100 als pennenproef neergeschreven door
een Vlaamse monnik die in een Engels
klooster verbleef. Zijn dagelijks leven was
grotendeels gevuld met het overschrijven
van Latijnse en Oudengelse teksten. Af en toe
moest hij de ganzenveer waarmee hij schreef
aanscherpen. Op de laatste bladzijde van het
boek dat hij aan het maken was, probeerde
hij uit of zijn pen weer goed schreef, alvorens
verder te werken. In zo’n geval schrijf je vaak
het eerste dat je te binnen schiet. Bij onze
monnik was dat een liefdesversje dat hij nog
uit zijn jeugd in Vlaanderen kende: Hebban
olla vogala...
Het was dus niet meer dan een incident,
dat slechts met de wijsheid van vele eeuwen
later kan worden beschouwd als het begin
van een nieuw fenomeen: het gebruik van
de Nederlandse taal als medium voor een
literatuur-op-schrift. Dat die eerste Nederlandstalige
pennenvrucht tot stand kwam
in een kloosteromgeving en bewaard is
gebleven in een gewijd kloosterboek is
natuurlijk geen toeval. Lang was het schrijven
een aangelegenheid van monniken en werd
het schrift vooral gebruikt voor de sacrale,
Latijnse teksten van de kerk.
Maak jouw eigen website met JouwWeb